Hond met bijnaam Knak God, zegen Knak Hij is nu dood Zijn tong, verhemelte, was rood Toen was het wit Toen was hij dood God, zegen Knak Hij was een hond Zijn naam was Knak Maar in zijn hondenlichaam stak Een beste ziel Een verre tak Een oud verbond God, zegen Knak Jan Hanlo (1912-1969)
Virgo Zij is een wezen tussen vrouw en knaap -- Zij heeft de strakke passen van een jongen Soms ligt zij als een poes in??ngedrongen: Dan schijnt zij vrouw en glimlacht in haar slaap. Haar ogen zijn van amber, en die weten veel wegen, die haar mond aan geen verraadt -- Zij spiegelt zich in 't water als zij baadt Haar lijf is rank en koel en nooit bezeten. Zij houdt van lichte bloemen zonder geur, lang kan zij zwemmen in de groene bronnen -- Zij leest veel en aandachtig, zoals nonnen dat doen, all??n, achter gesloten deur terwijl het zonlicht aan de wanden fluistert en 't glas-in-lood raam donker glanst als wijn. Zij heeft de trots van hen, die eenzaam zijn. Een hart, dat wacht, en aan de stilte luistert. -- Hella S. Haasse (1918) uit: Stroomversnelling (1945)
In vino veritas Ik weet niet in welke richting ik lig. De deuren staan achterstevoren. Ik kan met mijn haren de hoogte horen en zien met mijn tweede gezicht. Dit wordt op den duur toch weer een gedicht, wanneer je het later door een expert, die je nu niet mag storen, laat beoordelen; zien wat hij zegt. Lange loodlijnen lodderen tegen de diagonaal waar ik eenvoudig een streep door haal, om niet langer te moeten modderen in deze kubus, nu mijn gehoorbeentjes rollen over mijn wentelteentjes. Gerrit Achterberg (1905-1962) uit: Hoonte (1949)
Bede Leven, geef vreugd of verdriet, Nimmer de geurloze stilte, De bleke, gesluierde kilte, Die de diepe ontroeringen vliedt. Beter het wegende leed Dat zwaar op mijn voorhoofd zou drukken, Mijn lijf van weedom doen bukken, Dan een dag die kleurloos vergleed. Nimmer de slepende klank Uit de armoe van dralende monden, Nimmer de ledige stonden, Nimmer een dag zonder dank. Leven, in blijdschap of smart, Dring met uw drift in mijn leven, Niets hebt gij,niets mij te geven, Dan een kloppend, onstuimig hart. P.N. van Eyck (1887-1954)
Zin om te zijn Zijn voor de zin Zijn is de reden Zin past erin
Pageviews : ?
Geblokkeerd door : 0
Favoriet bij : 3