'meer kerels dan kerken', zo luidt het, spitsvondig, hetgeen ik beaamde, geknield en volmondig
De zon was al een uurtje op, anders had ik het nooit aangedurfd, zo door het verlaten bos te fietsen. Het was een enorme shortcut, natuurlijk en bovendien: wat is mooier dan stille bomen in het licht van een ontwakende zomerochtend? Zo fietste ik in de frisse ochtendlucht, in mijn zwart satijnen lange feestjurk (eigenlijk een onderjurk uit de fifties), mijn haar losvallend uit klemmen en spelden. Mijn make-up wat uitgelopen na een hele nacht dansen en zoenen met een aardige jongen die daarna toch maar gewoon met zijn rechtmatige eigenares huiswaarts was gekeerd?Hmmm, wat gingen die vogels lekker tekeer! De lichte alcoholroes was eigenlijk al uit mijn brein verdwenen voordat ik halverwege het bos was. Een stel konijnen hipte de weg over. Ik schrok er niet van. Het enige dat mij angst in kon boezemen, zou een man zijn. Of meerdere. Die mij weg zouden sleuren als een krokodil een hertje. Ik bemerkte dat ik onwillekeurig wat harder was gaan trappen. Ik had ineens haast uit het bos te komen, in mijn zwartsatijnen outfit. Als vanzelf begon ik te zingen, eerst zacht, daarna al luider, met galmend vibrato?'Ach, ich f?hl's?es ist verschwunden?ewig hin!' Ik ging volledig op in mijn zingen, hoorde mijn stem over het water weergalmen en tegen de bomen afglijden?'Seht, Tamino?diese Tr?ren fliessen Treue dir allein?' "Goedemorgen!", hoorde ik plotseling naast me. Ik schrok me werkelijk een ongeluk. In de schrik maakte mijn fiets een grote zwaai naar links, bijna de Bosbaan in. Ik kon er net nog tijdig afspringen. "Ho, Jezus!", riep de stem van zonet en een hand greep mijn stuur. Nu keek ik opzij: een lange en brede jongen / man, die van zijn fiets sprong, terwijl hij met ??n hand probeerde de mijne in het gareel te houden. Met bonkend hart stond ik stil, de fiets tussen mijn benen, het zadel tegen mijn billen gedrukt, mijn bovenlichaam tegen het stuur, in een poging mijn evenwicht te bewaren. Als een razende ging mijn hart tekeer. Was ik nu het hertje? Ik keek even opzij: hij zag er toch niet uit als een krokodil, met zijn aardig gezicht, zijn korte blonde krulhaar en zijn breed lichaam in zwarte coltrui en spijkerbroek. "Sorry! Ik wilde je niet zo laten schrikken, hoor", zei de vermeende krokodil. "Wou je alleen even goedemorgen wensen". "Nee, het geeft niet", zei ik, terwijl ik probeerde mijn adem in bedwang te krijgen. "He, wat een lul ben ik", zei de jongen. "Helemaal niet bij stilgestaan dat je zo zou schrikken. Je bent toch niet boos op me, he? Alsjeblieft?" Hij bracht, over zijn fiets gebogen, zijn gezicht vlak bij dat van mij en keek me gespeeld smekend aan. Hij had ontzettend aardige ogen, zag ik. Grijsgroen, met wat donkere vlekjes. Zijn mond die wat trilde, was op de een of andere manier prettig om naar te kijken. Ineens was ik mij heel erg bewust van de snel opwarmende ochtendlucht, de steeds harder kwinkelerende vogels en de aanwezigheid van dat vreemd en toch aantrekkelijk gezicht, zo dicht bij het mijne. Een licht gevoel van duizeligheid overviel me en ??n microseconde wankelde ik op mijn veel te hoge hakken. Hij zag dat klaarblijkelijk, want hij greep mijn pols en nu met echte bezorgdheid in ogen en stem, zei hij:"Hee, gaat het wel?" Aangezien ik blijkbaar niet snel genoeg antwoordde, vervolgde hij:"Kom, laten we even een stukje oplopen. Even rustig worden." Zonder mijn antwoord af te wachten, had hij het stuur van mijn fiets gegrepen terwijl hij mij afwachtend aankeek, zodat ik niets anders kon doen dan met mijn rechterbeen over het frame heen te stappen en hem mijn voertuig te laten. Behendig en schijnbaar zonder krachtsinspanning stuurde hij de twee fietsen over het pad. Ik liep er naast, op mijn absurd hooggehakte rood su?de schoenen, die het uiterste van mijn enkels en bilspieren vergden. Steels keek ik naar zijn voeten die in blauwe gympies staken. "Wacht even!", riep ik en bukte me om de riempjes van mijn schoenen los te maken. Triomfantelijk stak ik de martelwerktuigen even later in de lucht. Hij lachte hardop. Het grind deed pijn aan mijn voeten bij het lopen en ik koos de grasstrook naast het pad, die zacht en enigszins stoppelig aanvoelde onder mijn blote voeten. De schoenen hield ik als trofee?n in mijn handen. Ik dacht steeds even terug aan zijn straffe greep om mijn naakte arm. Ik deed een huppeltje over het gras. Hij, naast mij, met de 2 fietsen, floot zachtjes een liedje. Inmiddels waren we de uitgang genaderd, waar bos en stad elkaar ontmoetten. Ik kon zijn snelle pas amper bijhouden. De betovering van de stilte was meteen verbroken door het zwarte asfalt waarover slechts een enkele auto zoefde. Hij bleef stilstaan op de stoep, naast het fietspad dat de stad in leidde. "Gaat het weer een beetje?", vroeg hij terwijl hij me aankeek met een glimlach. "Kom je wel thuis, nou?" Ik had intussen mijn schoenen weer aangetrokken. We stonden face to face, slechts gescheiden door de twee fietsen die hij nog altijd allebei vasthield. Ik voelde de warmte van zijn lichaam, zo dichtbij stond hij. Een vleugje van zijn geur deelde zich aan me mee: mannenhuid, gemengd met zeep. Even liet ik het moment op me inwerken. "Natuurlijk kom ik thuis! Ik ben een grote meid van 22", zei ik, een beetje lachend. Ineens boog hij zijn hoofd naar me over. Het leek alsof hij me wilde kussen. Mijn hart sloeg wild in mijn borst. Hij raakte me echter niet aan, maar hield zijn gezicht vlak bij het mijne. Omdat hij zo lang was, moest ik mijn hoofd in mijn nek leggen om hem aan te kunnen kijken. Hij glimlachte licht. "Weet je wat ik zou kunnen doen?", vroeg hij. "Nou?", wilde ik zeggen, maar er kwam geen geluid uit mijn keel. "Met jou mee naar huis. Wil je dat?" Ik legde twee handen op het zadel van mijn fiets die hij nog steeds vasthield. Zonder mijn blik een seconde van zijn gezicht af te wenden, trok ik mijn middenrif wat aan om mijn stem vrij te maken en ik zei:"Natuurlijk! Heel graag!". Ik zag in zijn ogen en ik voelde in de mijne hetzelfde onuitgesprokene. "Kom achterop!" riep hij, terwijl hij ineens heel hard wegfietste, mijn fiets nog steeds aan de hand meevoerend. Ik moest ineens 2, 3 grote sprongen maken om nog struikelend op de bagagedrager van zijn fiets te belanden, hetgeen zeker geen sinecure was met die hoge hakken. Ik kwam dan ook wat onzacht neer en de fiets maakte een rare slinger. Koelbloedig stuurde hij bij, ??n hand aan het stuur en met andere nog steeds aan mijn fiets. Door de beweging gleed ik bijna weer van de bagagedrager en snel sloeg ik mijn armen om zijn middel. Even voelde ik zijn buikspieren aanspannen, dan voelde ik alleen zijn ademende buik op en neer gaan terwijl hij in gestaag tempo doortrapte. Behalve wat korte aanwijzingen voor de route, spraken wij niet. Ik was half soezerig, half opgewonden. Een wildvreemde man meenemen naar mijn huisje?iemand die ik nog geen half uur kende?iemand wiens naam ik niet eens wist. Niet wist hoe oud hij was, of hij getrouwd was, een vriendin had?De gedachten holderdebolderden door mijn hoofd. Daar fietsten we al de mij zo vertrouwde straat in. In de verte sloeg de torenklok zes. Ik vingerde de rits van het minuscule zijden tasje dat aan een gevlochten zijden streng over mijn schouder hing, open en haalde mijn sleutelbosje tevoorschijn. We remden piepend, voor de deur en ik stapte van de fiets. Ik keek toe hoe hij, heel zorgvuldig, mijn fiets tegen het paaltje aan de stoeprand zette. Hij stak zijn hand uit en ik gaf hem mijn sleutels. Rustig maakte hij het kettingslot los en zette mijn fiets aan het paaltje vast. Daarna nam hij de tijd om de zijne even zorgvuldig vast te ketenen. Ik stond bij de voordeur en keek toe. Toen hij klaar was, stak ik mijn hand uit voor de sleutels, maar hij liep langs me heen en opende de voordeur met in ??n keer de juiste sleutel. Alsof hij nooit anders had gedaan. Hij hield galant de deur voor me open. Ik stapte langs hem heen, naar binnen en begon de trap te beklimmen terwijl hij de voordeur zacht sloot.
om het bitterzoet parfum van muskus in hun huid de hardheid van hun lichaam de ruwe kin langs teer vlees verlies van zelfbeheersing het eensluidend verlangen de ander te vervullen de dwaas gestamelde woorden het heerlijk duizelend vallen in het diepste der diepen zoets, totdat hun steenhard ego het samenzijn verraadt zie, het mes gewelddadig in de weerloze borst geplant of anders wel dood door sleur hartstocht is de heks. ik sneeuwitje, zij de baas stuurt ze me het bos in en snijdt ze mijn hart uit altijd en steeds opnieuw jaren geleden heb ik haar, haar gevangen door een list, ingemetseld in een dikke muur. maar zij breekt door de voegen en slijpt alweer haar mes. de heks slijpt haar mes
vanavond ben ik verliefd geworden...niet op een mens, maar op een stad. mijn eigen stad. mijn mooi amsterdam. eerst een ontzettend gezellig etentje met broertje in een jordaans eetcaf?...we praatten over zijn verbroken relatie van jaren en jaren en over de mijne...zijn hartstochtelijke verloren liefde en de mijne...over mijn nieuwe leven, zijn plannen om na 15 jaar juristerij toch maar de advocatuur in te gaan...onze hervonden vrijheid, onze lust for life. 'je ziet er steeds jonger uit', sprak hij waarderend. hij mag er ook zijn, mijn knappe broer, met de ogen van onze vader, maar dan liever en warmer. daarna nog een drankje of 2 in een caf? op de noordermarkt, mij speciaal aanbevolen omdat er leuke foute mannen komen...dat viel tegen. ik had alleen ogen voor de prachtige noorderkerk die daar zo mooi torenloos in het donker stond..de prachtige weerspiegeling van lantarens in de donkere prinsengracht. het begon een beetje te regenen. de klinkers werden weemoedig zwart en glimmend. een knappe, lange man die al een tijdje oogcontact zocht, boog zich iets te dicht naar mijn gezicht. 'wacht je op de prins op het witte paard?'vroeg hij. mijn mond opende zich om te vragen waar hij zijn paard had vastgebonden, maar ik keek in een paar jongensogen en zei: 'nee hoor...ik mijmer maar wat'. later, toen ik wegliep, haalde hij mij in op de gracht..'niks aan, he?'zei hij 'ga je mee nog wat drinken?' maar ik was inmiddels zo hopeloos verliefd geraakt op mijn stad, dat ik zijn aanbod vriendelijk afsloeg. ik dook een caf? in, ??n van de laatste bruine kroegen van amsterdam, waar alles nog nep is. nep antiek aan de muren, roodfluwelen gordijnen voor de deur, met ingezette leren stukken...nep delfstblauwe tegeltjes met een nepkachel ervoor...kale houten tafels en stoelen met nepleren zittingen...ik zat bij de ingang zodat ik de mooie keizersgracht kon overzien. de statige koopmanshuizen, de glimmende bruggen. ik wilde mijn tanden wel zetten in de ijzeren leuningen, hun metalen smaak oplikken, zoals ik deed als kind, wanneer ik naar balletles liep. 3 stelletjes kwamen binnen, mannen met hun rechtmatige eigenaressen..alle drie de mannen keken naar mij, te lang en te intens..maar ik keek weg. been there...done that...got the t-shirt. ik wilde naar buiten, de ongelijke klinkers voelen onder de dunne zolen van mijn hooggehakte sandaaltjes. ik liep en liep de prinsengracht...kwam bij de egelantiersgracht waar mijn opa een half leven had gewoond. waar ik als puber en jongvolwassene op visite ging, om dan te worden toegelaten in het heilige der heiligen, zijn werkkamer. tussen de 8000 boeken hing daar aan een punaise mijn portret. iedere keer als ik er kwam, stak mijn opa daar de loftrompet over. 'iedereen die hier komt, vraagt me wie dat is...en dan zeg ik: dat is mijn knappe kleindochter'. mijn opa, die geen opa was, maar een groot schrijver, was dan toch even een opa. hij stierf dit jaar, in januari, 97 jaar oud. ik sta voor de oeroude ijzerwarenwinkel van van gunters & meuser, met de art-d?co letters op de gevel. roerloos sta ik even op de brug, voel de schoonheid van de stille gracht en steek mijn zoveelste gauloise brune op. ineens besef ik dat 20 stappen verder het caf? is waar ik aanvankelijk mijn laatste geliefde zou ontmoeten...de afspraak werd verzet naar een caf? bij mij in de buurt en daarna brutaalweg bij mij thuis. ik loop het caf? in, een caf? zonder muziek. ik drink er mijn drankje, flirt wat met een paar aardige mannen en wil dan toch weer naar buiten. op het moment dat ik op de natte klinkers stap, klinkt het prachtig carillon van de westerkerk. ik sta stil op de brug van de bloemgracht en huil een beetje om zoveel moois. wat ben je mooi, wat ben je lief, mijn amsterdam...wat ben je wijds en toch intiem. hoe kan iemand niet van je houden? en hoe heerlijk is het, een vrije meid te zijn in een stad als amsterdam...
Pageviews : ?
Geblokkeerd door : 0
Favoriet bij : 0