Wat een rare planeet, zee?n van vuur ontstoken door de bewoners zelf, en om wat? Twee derde van de bevolking lijd aan ziektes die voor een muntje of papiertje van zelf bedachte waarde te genezen zijn! De diversiteit van deze wezens een pracht, maar, oh zo strijdvol onderling, welk idee of visie brengt hen tot een kronkel van haat naar elkaar kleur of ras? Hoe lang moet ik deze wereld verkennen? Zal ik ooit aan mijn verkregen onmacht wennen? Zo werelds hoog, zo ongezien voor de klonen van ons ras. Bekijk ik de wereld in al zijn kinderlijke onmacht. Zullen zij ooit begrijpen in al hun ego?sme dat wij hen observeren? Wij die ongezien voor de radarsystemen en technologie van deze planeet door hun luchtruim kruizen. Boodschappen achter laten in oude geschriften van volksverhalen en mythen. Zullen zij in die merendeels blind leven in een maatschappij die gedomineerd word door manipulatie ooit wel de waarheid zonder enig angst voor het onbekkende onder ogen kunnen zien? Een geluid achter het wakende oog, het schrikt, een mede observator stapt binnen en kijkt hem rustgevend aan. ?Word je nog niet moedeloos van dit merendeels dommige ras?? Communiceert het telepathie?s tegen zijn mede geleerde die zich wezenloos staart naar een van de vele schermen die een beeld geven van de planeet Aarde. ? Nee? Is zijn non verbale antwoordt. De ander kijkt hem argwanend aan en schudt zijn hoofd vol ongeloof en verbazing. ?Laten we een hybride cre?ren om de planeet en zijn bewoners van dichtbij te observeren? Stelt de ander aan hem voor. Hij knikt ? Maar wel een hybride die uit een mens geboren word? Stelt hij enthousiast voor. De ander knikt en loopt weg. Op zoek in de archieven naar de juiste proefpersoon die de planeet rijk voor hen moest zijn om hen te dienen naar hun hogere wil. Het kijkt weer uit het raam naar die blauwe planeet die ontstaan is in een lang vergeten tijd, een van oeroudekennis die lang is vergaan. De eersten die er waren leerden kennis van een hogeremacht, een macht die observeerde en onderwees door al zijn wijsheid werd verafgood door de eersten. De ene noemden hen Neflim, de ander reuzen, Elohim. Iedere cultuur had een naam voor hen bedacht. Sommige kennis bleef, de andere kennis verdween om, in latere tijd weer herontdekt te worden door hen zelf. De ander kwam binnengelopen, het proefpersoon was gevonden, een vrouw eenzaam en alleen weerloos tegen de samenleving. Een glimlach van tevredenheid ontstond in het gezicht van de ander. Een robot werd gestuurd een, robot als mens vermomdt met een doel het bevruchten van de vrouw. Het experiment kon beginnen en met een straal met, het juiste zaad vertrok het ding voor zijn missie. De robbot lande ongezien voor de blinde meerderheid die de aarde domineerde, een lichtflits de klap bleef uit een vrouw keek naar buiten in haar kleine studio in een buitenwijk van een stad hoorde niks ging weer zitten en las een krant. De bel ging, ze schrok op ?wie oh wie kon het zijn op het late tijdstip van middernacht?? Angstig liep ze naar de deur en keek door een kier waar, een Adonis voor haar oprijsde. Geheel in trance deed ze open de missie verliep soepel een liefde voor een nacht was geboren. De liefde overrompelde haar, het nam haar die uren in al zijn facetten. In de glans van de ochtend gloren vertrok het in het niets net zoals het gekomen was. Bij het ontwaken, was ze weer alleen slechts een briefje herinnerde haar aan de nacht.
Welk land heeft het verstand der wijzen, wie heeft de wil dit te kunnen bewijzen? Een man bezocht land na land, op zoek naar de oorsprong van het menselijk verstand. Van oost naar zuidwest, het zoeken had zijn leven nog niet verpest. Hij zocht in God, Mohammed, Boeddha, maar allen kwamen de essentie van zijn vraag niet na Hij zocht het in een oude religie, Sanskriet misschien dat hij nu de antwoorden op zijn vragen ziet. Hij las over vreemde volkeren, in vliegende karren, zijn zoektocht, zijn honger was nu niet te harden. Hij keek omhoog dook omlaag, vond een paar oude artefacten hij bestudeerde ze gestaag. De tijd ging snel, zijn studie naar de oorsprong van menselijke kennis traag. Al die kennis van het weten, de oorsprong van de zin in het leven, soms deed het hem beven. ?Waarom ik die naar deze vraag snik? Riep hij ooit eens moedeloos. Liep heen en weer, eenzaam en alleen tegen het verkeer. Hij keek weer omhoog, en zag dat daar iets vloog, een iets schoons, maar wat was het? Een bel vormig iets met lichten, zouden deze hem tot het zwijgen verplichten. Was dit de antwoord op zijn vraag? Hij sprong, zwaaide, maar het ding vloog door en verdween in het niets. Een flits van wit licht zo als de aankondiging van een donderslag, vloog het ding weg zonder een teken van beklach Las weer oude geschriften en ging zich nu op de nieuwe vraag richten. ?Zijn wij alleen? Heeft een God ons geschapen of moeten wij alleen de kerk na praten?? Reisde weer van noord naar zuid ,was zijn interpretatie nu fout, en waren zijn vragen oud? De vrouwen lieten hem in het algemeen koud, hij was immers nog nooit getrouwd. Menselijke emoties zette hij opzij, een man, een missie, hij liet niemand emotioneel door zonder zijn permissie. Sloot zich af van al wat menselijk was. Op zoek naar de oorsprong van het leven, iedereen zal voor het antwoord beven. De waarheid van hun ware bestaan, welk eenvoudig mens kan het antwoord aan? De kennis van het hoe en waarom, leven en dood. Is er een God of zijn er meerderen? ?Is de kennis van het al, geen menselijk dal in zijn geval?? Zei een ingewijde vriend die wist dat hij beter verdient.
Het geluk wat hij kent; is die van kleinschaligheid. De rozen in de bloei, het waken van de ochtend gloren, het voelen van de eerste zomerse zonnestralen. De ochtend dauw zien glinsteren in het gras als parels in gevonden oesters. Het net aan de moeilijkheden ontsnappen een onzichtbare kracht die hem beschermt. Het begrip van een goede vriend; die met veel geduld en aandacht de tijd aan hem wijd. De streel over de bol; als een kind zo gelukkig zijn om het simpele gebaar wat door een ander is gegeven uit liefde voor hem. Het kunnen inleven in anderen; het respecteren van een andermans leven, het kunnen herkennen welke vogel wat zingt. Het niet afhankelijk zijn van geld, met een menselijk afkeer van geweld. Alleen, maar toch met iedereen, ziet de eenzaamheid als een welkom vertier Het leven kennen in zijn vele hoogten, het verdriet kunnen gedogen. Oh geluk, welk smart breng je voor de meeste mee. Zij die je zo graag willen, moeten eerst jouw grillen kunnen bedillen.
Pageviews : ?
Geblokkeerd door : 0
Favoriet bij : 9