En toen de zomer dan toch weer was teruggekeerd en wij dus weer zaten te drinken bij de rivier. Zijn oude armen bewogen nog, naar daar, die wereld, dat langzame, eeuwige leven van vee in de verte. Ieder mens zou een dier moeten zijn, moeten sterven in de herfst, en in de lente weer worden geboren. Of, ieder mens zou een rivier moeten zijn, komend zonder verlangen te blijven, gaan zonder heimwee. Zo zaten we dus weer te drinken daar, tegen de tijd, oude verhalen, jenever, maar de zon ging wel onder. En hij sliep in. Omdat de wereld insliep. Zwart zat hij bij de rivier, zwart gat in het uitzicht. Kopland
DICHTER! Kam je haar, poets je schoenen! Trek je innerlijk aan! We gaan de wind een hand geven. We gaan de horizon begroeten. Zoveel te zien! Zoveel te doen! We gaan de taal van de vogels leren. We eten het zand van de tijd. We blazen de wereld als een glas. Ja! De namen zijn adem. Het licht is een vogelkreet. De waarheid een fabel. We gaan de handpalm van de wind lezen. We geven de dingen een andere naam. We slaan de idiomen met stomheid. We spreken de horizon onder vier ogen. Ja! Ja! We ontmoeten, we groeten iedereen. Douane, wolken, rondvaartboortjes. Lakens in de wind, meeuwen, lindebomen. Muziek, atleten, streekgerechten. Obers, lokale gebruiken, zebrapaden. Alles! We reizen zonder landkaart. We komen overal. En we schudden alle handen, alle dingen alle namen door elkaar. En we roepen, we brullen overal: Aap! Noot! Mies! Aap! Noot! Mies!
De typemachine zoemt en raast nu als een oude wasmaschine terwijl ik op deze hete zomeravond in mijn groene korte broek zit te wachten tot het lukt: ik weet niet hoeveel ik nog van deze maschine of van mijzelf kan verwachten maar we werken door ofschoon we alles van dood en ondergang weten blijven we de muren afspeuren naar antwoorden die niet zullen komen en er zit een kleine Boeddha tegenover mij op het bureau en hij lijkt me uit te lachen. ik probeer hem te peilen: hij schijnt te zeggen: onze beperkingen zijn onze kracht. laat al het andere maar los. tja, ik ben nooit erg goed geweest in het aannemen van goede raad dus steek ik mijn sigaret in ZIJN mond. hij weigert te inhaleren ik neem de sigaret terug. ik zeg tegen hem: je hebt heel wat bereikt, jongen, zoals je mij maar een beetje aan zit te kijken. maar aan de andere kant denk ik: je bent gewoon net zo verknipt als ik... ja toch? ja, lacht hij... ik tik door schrijf de horizonten alle kanten op. Charles Bukowski
Talloze malen zie ik jou op vreemde reizen gaan. Even zo vaak blijf ik op mijn verlaten oprit staan. Vlug sluit ik de voordeur tegen een witalbasten maan en vouw mijn armen voor mijn borst - in mijn ogen smeult je naam. Talloze jaren is ?t al dat ik mijn hart alleen bewoon door dagen die verkleuren van blauw tot okersilicone. Wolken in de winterzon blijven werken aan een droom - tegen de heining priemen bomen hun roerloze, roerloze patroon. ?s Avonds in kille straten dwaal ik roerloos in mijn jas. Ik zie verlaten winkels, een pop in zwierige pas. Papieren waaien verkreukeld op, ik ben een ander ras. Het bloedt daar waar we eens vastzaten, aaneengelast. Talloze malen zie ik je gestalte in mijn deur. Even zo vaak voel ik hoe vreemd is alles weer. Dan ben je plotseling bij me en ik heb nog geen verweer: hoe ruikt je trui, hoe geurt je stem - de kilte wordt gekeerd. Talloze malen zie ik jou op vreemde reizen gaan. Even zo vaak blijf ik op mijn verlaten oprit staan. Wolken tegen de winterzon blijven werken aan een droom - tegen de heining priemen bomen hun roerloze, roerloze patroon.
Ik ben te zwak om ?t leven te vernieuwen binnen mijzelf, mijn bloed is sprakeloos. Zie mijn bevreesde handen, zie mijn schoot smal en verwonderd en bezeerd van schaamte. Mijn borsten zijn te klein en mooi, sierborsten, ik draag ze zingend onder dunne zijde? Laat mij nog leven in dit vrijgeleide van onschuld en van jeugd, ik ben te jong? Adriaan Morrien
Christus met ponnie, nee, dat gaat ook niet. Ik zou die munt toch eens moeten zien. Ik hou het voorlopig op de jaren 50. Een penning van de katholieke padvinderij?
Je was destijds niet zo tevreden over je werk. Dat moest toen leuker en hipper, geloof ik.
Zou kunnen, dat het een moderne mix is. De korenaar staat meestal voor Christus zelf. Zou die het gewoon kunnen zijn? Niet als hij een pij aanheeft. Is het echt een pij? Met kap?
Wat ik moet doen: hardop meedenken over het beleid met de baas (een oude vriend van mij) en bedrijfsplannen en projecten in elkaar zetten en communiceren.
Een stralenkrans is een vrij algemeen symbool en een heilige beschermt altijd wel... Die dieren zijn merkwaardig. Dat zal je associatie met F zijn. Maar traditioneel wordt F prekend tot vogels afgebeeld.
In zaken: bij een zorgbedrijf dat trajecten uitzet voor mensen met meervoudige problemen (schulden, psychische problemen, criminaliteit en zo meer). De ware zelfkant van de samenleving.
Franciscus lijkt me onwaarschijnlijk. Vooral vanwege dat zwaard. Zijn gebruikelijke attributen zijn een kruis, een boek of een doodshoofd.
En verder: ik ga godbetert in zaken. Standplaats Rotterdam, jawel. Handen uit de mouwen en verder geen gezeur.
Dat is inderdaad lang geleden! Ik wil je proberen te helpen met die munt. Je hebt er geen afbeelding van?